Valk was de zoon van Theodorus M.H. Valk, gemeentesecretaris te Elst in Gelderland, en Christine M. Erdkamp. Na enige tijd in Maashees te hebben gewoond verhuisde het gezin in 1896 naar Boxmeer. Valk bezocht van 1903 tot 1906 de ambachtsschool in Nijmegen en ging daarna bij verschillende architecten in de leer, achtereenvolgens bij Frank Ludewig in Nijmegen en Wolter te Riele in Deventer. In 1910 werd Valk tekenaar-opzichter bij het architectenbureau van Jos Cuypers in Amsterdam en werkte onder meer mee aan de bouw van de zuidvleugel van het Rijksmuseum. In deze periode volgde hij ’s avonds lessen aan de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst, waar Jos Cuypers en H.P. Berlage twee van zijn docenten waren. Hoewel hij nog tot 1914 bij het bureau Cuypers in dienst bleef zou hij reeds in 1911 begonnen zijn met het aannemen van eigen opdrachten.

In 1915 richtte hij zijn eigen bureau op, dat eerst in Blerick was gevestigd, waar zijn moeder toen woonde, en in 1918 naar ’s-Hertogenbosch verhuisde. In deze stad kreeg hij een aantal grote opdrachten op het gebied van de volkshuisvesting, onder andere voor de nieuwe wijk Muntel. Belangrijk zijn de flats die in 1921 aan het Emmaplein in de wijk gebouwd werden, de eerste in hun soort in deze stad. De architect richtte zich toen nog op het expressionisme van de Amsterdamse School. In 1922 kreeg Valk zijn eerste opdracht voor een kerk, de Sint-Aloysiuskerk in Utrecht, een koepelkerk die een combinatie van stijlen vertoont. Zijn grootste werk volgde in 1923, de Sint-Janskerk in Waalwijk, eveneens een koepelkerk maar dit keer in een expressionistische stijl die duidelijk geënt was op de Amsterdamse School. Na de twee koepelkerken stapte Valk af van het idee van de zuivere centraalbouw. In plaats daarvan werd hij een van de belangrijkste voorvechters van de christocentrische opzet, een type kruiskerk waarin het altaar een centrale en goed zichtbare plaats kreeg op de kruising van schip en dwarsschip. Het expressionisme maakte in zijn werk plaats voor het traditionalisme om rond 1930 geheel als invloed te verdwijnen.

Valks traditionalisme uitte zich in het gebruik van handgevormde baksteen, gemetselde gewelven en van aan oude voorbeelden ontleende vormen. In tegenstelling tot geestverwant A.J. Kropholler, die zich liet inspireren door de traditionele architectuur van Scandinavië, haalde Valk zijn inspiratie vooral uit eigen land. De christocentrische kerken in Achterveld en Beek en Donk kregen gotisch aandoende torens die ontleend waren aan bestaande voorbeelden. Bijzonder is de Jacobuskerk in Enschede, die door Valk in samenwerking met Johannes Sluijmer in een neobyzantijnse stijl werd ontworpen. Een ander belangrijk werk is de Bonifatiuskapel in Dokkum die Valk bouwde op de fundamenten van een niet-voltooid ontwerp van zijn leermeester Te Riele. Van belang zijn verder onder andere de uitbreidingen van de middeleeuwse kerken van Eersel en Groessen en de verbouwing van de oude kerk van Waalre.

Jacobus 75 jarig boekje resize