Hij is arm geworden om ons rijk te maken met zijn armoede (vgl. 2 Kor. 8, 9)

Dierbare broeders en zusters,

Ter gelegenheid van de Veertigdagentijd, bied ik u enkele overwegingen aan, opdat ze van dienst zouden kunnen zijn op de persoonlijke en gemeenschappelijke weg van bekering. Ik wil aansluiten bij de woorden van de heilige Paulus: “Want de liefdedaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen: hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8, 9). De apostel wendt zich tot de Christenen van Korinthe om hen aan te sporen edelmoedig te zijn en de gelovigen van Jeruzalem te helpen die behoeftig zijn. Wat zeggen deze woorden van de heilige Paulus ons, Christenen van vandaag? Wat zegt ons vandaag de uitnodiging tot armoede, tot een arm leven in evangelische zin?

De genade van Christus

Allereerst zeggen ze ons wat de stijl van God is. God openbaart Zich niet door middel van de macht en de rijkdom van de wereld, maar door middel van de zwakheid en de armoede: “Hij (is) om uwentwil arm (…) geworden, terwijl Hij rijk was…”. Christus, de eeuwige Zoon van God, in macht en heerlijkheid gelijk aan de Vader, is arm geworden; Hij is neergedaald midden onder ons, is ieder van ons nabij geworden; Hij heeft afstand gedaan van zijn glorie, Zichzelf “ontledigd”, om in alles aan ons gelijk te zijn (vgl. Fil. 2, 7; Heb. 4, 15). De Menswording van God is een groot mysterie! De reden van dit alles is de goddelijke liefde, een liefde die genade is, edelmoedigheid, verlangen naar nabijheid, en die niet aarzelt om zich te geven en zich op te offeren voor de schepselen die ze lief heeft. Caritas, liefde, dat is in alles het lot van de geliefde delen. Liefde doet ons op elkaar gelijken, schept gelijkheid, slaat muren neer en heft afstanden op. En God heeft dit met ons gedaan. Want Jezus heeft “met menselijke handen (…) gewerkt, met een menselijke geest (…) gedacht, met een menselijke wil (…) gehandeld, met een menselijk hart (…) liefgehad. Door zijn geboorte uit de Maagd Maria is Hij werkelijk een van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde” (Tweede Oecumenische Vaticaans Concilie, past. Const. Gaudium et spes, 22).

Het doel van het zich arm maken van Jezus is niet de armoede op zich, maar – zegt de heilige Paulus – “opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede”. Het gaat niet om een woordspeling, ook niet om een uitdrukking die sensatie wil veroorzaken om te scoren! Het is een samenvatting van de logica van God, de logica van de liefde, de logica van de Menswording en van het Kruis. God heeft de redding niet op ons laten neervallen vanuit de hoogte, zoals de aalmoes van iemand die een deel van zijn eigen overvloed geeft met schijnbaar liefdadige vroomheid. Dat is niet de liefde van Christus! Wanneer Jezus neerdaalt in het water van de Jordaan en Zich laat dopen door Johannes de Doper, doet Hij dat niet omdat Hij boetedoening, bekering, nodig heeft; Hij doet het om Zich te midden van het volk te plaatsen, dat vergeving nodig heeft, te midden van ons zondaars, en om de last van onze zonden op zich te nemen. Dit is de weg die Hij heeft gekozen om ons te troosten, te redden, te bevrijden van onze ellende. Wat ons hierin raakt, is dat de Apostel zegt dat we niet door middel van de rijkdom van Christus zijn bevrijd, maar door middel van zijn armoede. Toch kent de heilige Paulus heel goed de “ondoorgrondelijke rijkdom van Christus” (Ef. 3, 8), “de erfgenaam (…) van al wat bestaat” (Heb. 1, 2),

Wat is dan deze armoede waarmee Jezus ons bevrijdt en ons rijk maakt? Het is precies zijn manier van ons liefhebben, van ons nabij te zijn, zoals de Goede Samaritaan, die naar de man toe ging die door allen half dood aan de kant van de weg was achtergelaten (vgl. Luc. 10, 25 vv). Dat wat ons echte vrijheid geeft, echte redding en echt geluk, is zijn liefde, vol van mededogen, van tederheid, die verlangt onze deelgenoot te zijn. De armoede van Christus die ons rijk maakt bestaat erin dat Hij is mens geworden, onze zwakheden en onze zonden op zich genomen heeft, en ons zo de oneindige barmhartigheid van God overbrengt. De armoede van Christus is de grootste rijkdom: Jezus is rijk in zijn onbegrensd vertrouwen in God de Vader, in het Zich op elk moment toevertrouwen aan Hem, terwijl Hij altijd enkel en alleen de wil en de glorie van de Vader op het oog heeft. Hij is rijk zoals een kind dat zich bemind voelt en van zijn ouders houdt en geen moment twijfelt aan hun liefde en tederheid. De rijkdom van Jezus komt voort uit het feit van de Zoon te zijn; zijn unieke relatie met de Vader is het soevereine voorrecht van deze arme Messias. Wanneer Jezus ons uitnodigt om zijn “zachte juk” op ons te nemen, nodigt Hij ons uit om ons rijk te maken met deze “rijke armoede” en “arme rijkdom” van Hem, om zijn Geest van zoonschap en broederschap met Hem te delen, en zonen en dochters in de Zoon te worden, broeders en zusters in de Eerstgeboren Broeder (vgl. Rom. 8, 29).

Er is gezegd dat de enige echte triestheid is: niet heilig te zijn (L. Bloy); we zouden ook kunnen zeggen dat er maar één enkele echte ellende is: niet te leven als kinderen van God en broeders en zusters van Christus.

Ons getuigenis

We zouden kunnen denken dat deze “weg” van de armoede die van Jezus geweest is, terwijl wij, die na Hem komen, de wereld kunnen redden met adequate menselijke middelen. Zo is het niet. In elk tijdperk en in elke plaats blijft God de mensen en de wereld redden door middel van de armoede van Christus, die Zich arm heeft gemaakt in de Sacramenten, in het Woord en in zijn Kerk, die een volk van armen is. De rijkdom van God kan niet via onze rijkdom gaan, maar altijd alleen via onze persoonlijke en gemeenschappelijke armoede, bezield door de Geest van Christus.

In navolging van onze Meester zijn wij Christenen geroepen de ellende van de broeders te zien, die aan te raken, ze op ons te nemen en concreet te werken om die te verlichten. Ellende is niet hetzelfde als armoede; de ellende is: armoede zonder vertrouwen, zonder solidariteit, zonder hoop. We kunnen drie soorten ellende onderscheiden: de materiële ellende, de morele ellende en de spirituele ellende. De materiële ellende is wat we gewoonlijk armoede noemen en het betreft degenen die in een toestand leven die hun menselijke persoon onwaardig is: verstoken van grondrechten en basisbenodigdheden zoals voedsel, water, hygiënische omstandigheden, werk, de mogelijkheid tot ontwikkeling en culturele groei. Tegenover deze ellende biedt de Kerk haar dienst aan, haar diaconie, om in die behoeften te voorzien en deze wonden, die het aangezicht van de mensheid misvormen, te genezen. In de armen en in de minsten zien we het aangezicht van Christus; in het beminnen en helpen van de armen beminnen en dienen we Christus. Onze inspanningen zijn er ook op gericht te zorgen dat een eind wordt gemaakt aan de schendingen van de menselijke waardigheid, de discriminatie en de onderdrukking, die in veel gevallen de oorzaak zijn van de ellende. Wanneer macht, luxe en geld afgoden worden, wordt de eis van een gelijke verdeling van de rijkdom daaraan ondergeschikt gemaakt. Daarom is het noodzakelijk dat de gewetens zich bekeren tot de gerechtigheid, de gelijkheid, de soberheid en het delen.

Niet minder verontrustend is de morele ellende, die erin bestaat dat men slaaf wordt van ondeugd en zonde. Hoeveel gezinnen leven in de greep van de angst omdat één van hun gezinsleden – meestal een jongere – verslaafd is aan alcohol, drugs, gokken, pornografie! Hoeveel mensen zijn de zin van het leven kwijtgeraakt, hebben geen toekomstperspectief en hebben de hoop verloren! En hoeveel mensen worden tot deze ellende gedwongen door onrechtvaardige sociale omstandigheden, door gebrek aan werk die hun de waardigheid van het kostwinner zijn ontneemt, door gebrek aan gelijkheid wat betreft de rechten op onderwijs en gezondheid. In deze gevallen kan morele ellende heel goed praktisch het begin van zelfmoord genoemd worden. Deze vorm van ellende, die ook financiële ruïnering veroorzaakt, is altijd verbonden met spirituele ellende, die ons treft wanneer we ons verwijderen van God en zijn liefde afwijzen. Als we menen geen behoefte te hebben aan God, die ons in Christus de hand reikt, omdat we denken aan onszelf genoeg te hebben, begeven we ons op een weg van mislukking. God is de enige die werkelijk redt en bevrijdt.

Het Evangelie is het ware tegengif tegen spirituele ellende: een Christen is geroepen in elke omgeving de bevrijdende boodschap te brengen dat er vergeving bestaat van het begane kwaad, dat God groter is dan onze zonde en ons 'om niet' bemint, altijd, en dat we geschapen zijn voor gemeenschap en het eeuwig leven. De Heer nodigt ons uit vreugdevolle verkondigers van deze boodschap van barmhartigheid en hoop te zijn! Het is mooi de vreugde te ervaren van het verspreiden van deze blijde boodschap, van het delen van de ons toevertrouwde schat, om bedroefde harten te troosten en hoop te geven aan zovele broeders en zusters die in duisternis gehuld zijn. Het gaat erom Jezus te volgen en te doen net als Hij, die op zoek ging naar armen en zondaars zoals de herder naar het verloren schaap, en Hij deed het vol liefde. Verenigd met Hem kunnen we moedig nieuwe wegen van evangelisatie en menselijke vooruitgang openen.

Dierbare broeders en zusters, moge de hele Kerk in deze Veertigdagentijd bereid en ijverig zijn om aan hen die leven in materiële, morele en spirituele ellende, het getuigenis te geven van de evangelische boodschap, die samengevat kan worden in de verkondiging van de liefde van de barmhartige Vader, die klaarstaat om in Christus iedere mens te omarmen. We kunnen dat doen in de mate waarin we gelijkvormig aan Christus zullen zijn, die Zich arm gemaakt heeft en ons rijk maakte met zijn armoede. De Veertigdagentijd is een geschikte tijd voor de zelfverloochening; en het zal ons goed doen ons af te vragen van welke zaken we ons kunnen ontdoen om anderen te helpen en te verrijken met onze armoede. Laten we niet vergeten dat ware armoede pijn doet: zelfverloochening zonder deze dimensie van boetedoening is niet echt. Ik wantrouw een aalmoes die niets kost en niet pijn doet.

Moge de heilige Geest, –dankzij welke ‘wij berooid zijn en velen rijk maken, haveloos zijn en de wereld van ons is’ (vgl. 2 Kor. 6,10)–,), deze bedoelingen van ons ondersteunen en in ons de aandacht en de verantwoordelijkheid voor de menselijke ellende versterken, opdat we barmhartig zijn en medewerkers van de barmhartigheid worden. Met deze wens verzeker ik u van mijn gebed opdat elke gelovige en elke kerkelijke gemeenschap met vrucht de weg van de Veertigdagentijd moge afleggen, en ik vraag u voor mij te bidden. Moge de Heer u zegenen en Onze-Lieve-Vrouw u behoeden.

Uit het Vaticaan, 26 december 2013

Feest van de heilige Stefanus, diaken en eerste martelaar

FRANCISCUS